Afrika bezit drie grote troeven: jeugd, nieuwe technologieën en een reserve aan grondstoffen genoeg om te voldoen aan een derde van de wereldwijde vraag … voeg daarbij nog een van de visrijkste kustlijnen en een agrarisch territorium dat op onze planeet zijn weerga niet heeft
In het licht hiervan zou iedereen zich hoopvol tot dit continent moeten richten; de bankiers, de ondernemingen, organisaties en staten zouden moeten staan trappelen om mee te schrijven aan het succesverhaal van een ongelooflijke groei die voor het grijpen ligt. In dit magazine plaatsen we twee van de meest belovende Afrikaanse landen in het voetlicht: aan de ene kant Tanzania, dat prat gaat op een groei van 6,8 % in 2017, waarmee het vorig jaar tot de 10 meest performante landen van de wereld behoorde; en aan de andere kant Rwanda, dat al bijna een decennium lang een van de meest dynamische economieën van het continent bezit.
En toch blijven de banden tussen Europa en Afrika ondanks deze haast idyllische omschrijving een eerder aarzelend karakter vertonen, wat meteen een van de grootste paradoxen van vandaag oplevert. Het is duidelijk dat de samenwerking nog al te vaak mank loopt.
Aan de basis liggen diverse redenen, pijnlijke ervaringen uit het verleden, een gebrek aan vertrouwen of een slechte kennis van mekaar. Ook verschillende, vaak tegenstrijdige visies spelen een rol.
Deze wederzijdse miskenning uit zich op diverse niveaus. Een voorbeeld ter illustratie. De “Europese Ontwikkelingsdagen 2018” die op 5 en 6 juni plaatsvinden in Brussel, hebben als thema: “Vrouwen en meisjes als voorvechters van duurzame ontwikkeling: beschermen, versterken, investeren”.
Is dat nu echt hét antwoord op de noden van Afrika inzake private en publieke investeringen, inzake de creatie van competitieve industrieën, inzake de totstandkoming van grote infrastructuurwerken, de versterking van de gerechtelijke kaders, de consolidatie van gouvernementele garanties, etc. … met als afgeleide het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid?
Nog zo’n absurd voorbeeld is het koppig vasthouden van Europa aan de wil om Afrikaanse micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te versterken door het inschakelen van Westerse “experten”. Deze halsstarrigheid heeft geen enkele zin als je weet dat zelfs de meest fragiele Afrikaanse landen nu al beschikken over een gekwalificeerde middenklasse, die perfect bekwaam is en klaar staat om zich op autonome wijze te ontwikkelen zonder de “goede raad” van het Westen.
Kortom, het is hoog tijd dat het Westen stopt met de stigmatisering van Afrika door het te leren stappen wanneer het al lopen kan. Vandaag wil Afrika immers terecht zelf zijn eigen verantwoordelijkheden ter hand nemen en het Westerse paternalistische juk van zich afgooien.
En dient datzelfde Westen dan niet eerder te luisteren naar de oproep van Kofi Annan, wanneer die stelt: “Geen enkel land in de wereld dat een hoog niveau van economische en sociale ontwikkeling heeft bereikt, deed dat zonder eerst een geavanceerde industriële sector te ontwikkelen”?
Azië heeft dat tijdens de voorbije decennia alvast goed begrepen; het heeft het economische equilibrium van de wereld op zijn kop gezet. Waarom zou Afrika dat vandaag ook niet kunnen doen?