INGA

0
7000

INGA : een voorname troef voor de economiche ontwikkeling van de DRC en voor de regionale integratie in Afrika.

 

 

Context 

Dankzij het hydroekelektrisch potentieel van INGA, beschikt Congo in “Bas Congo” over een onvergelijkbare troef. Indien goed gebruikt en goed benut, zal deze propere, hernieuwbare, overvloedige en bij de goedkoopste energieën, met een beperkte intensiteit aan koolstof, een ware opportuniteit blijken te zijn voor de ontwikkeling en de duurzame economische verscheidenheid van de DRC en van een deel van het Afrikaanse continent. NEPAD (New Partnership for Africas Development) en BAD (Banque africaine de développement) beschouwen dit als een van de grote, misschien zelfs het grootste integrerend project van het Continent.

 

Ondanks het feit dat INGA reeds in de coloniale periode werd geidentificeerd en bestudeerd onderging de tenuitvoerlegging ervan heel wat begeerte, tegenslagen en verwikkelingen. Tijdens een halve eeuw lijkt het wel op een spannende roman, hetgeen met brio werd beschreven door de economische journalist François Misser in zijn boek “La Saga d’Inga”, verschenen in 2013 bij de uitgeverij l’Harmattan.

 

Een bijgewerkte versie van de evolutie die sindsdien gebeurden werd in 2016 door dezelfde auteur gepubliceerd in het N°87 van “Conjoncture congolaise” gepubliceerd door CREAC en het Koninklijk Museum van Centraal Afrika.

Nu de wereld bewust wordt van de gevaren van de klimaatopwarming, heeft de waarde van het potentieel van Inga de laatste jaren een nieuwe dimensie gekregen die vandaag ongetwijfeld de meest belangrijke en duurzame economische rijkdom voorstelt voor de toekomstige ontwikkeling van de DRC.

 

Het hydro-elektrisch potentieel van de DRC wordt geschat op ± 100.000 megawatt, waarvan ± 44.000 megawatt geconcentreerd zijn op de enige site van BAS CONGO, op 225 km ten zuiden van Kinshasa en op 150 km van monding van de Congo stroom. De overige 56.000 uitbaatbare MW zijn verspreid over tientallen hydraulische sites die ongelijkmatig over het land verdeeld zijn. Met 13% van het wereldpotentieel aan hydro-électriciteit plaatst de DRC zich op wereldvlak op de derde plaats na Rusland en China. Het is opmerkelijk dat het vermogen dat reeds in de jaren 70 en 80 op de site (INGA I en INGA II) werden geplaats niet bepaald faraonisch zijn. Het vermogen bedraagt 1774 MW en stelt slechts 4% voor van het totaal potentieel van de site. Daarenboven werd dit vermogen, bij gebrek aan onderhoud en door de traagheid van de internationale renoveringsprogramma’s, tot voor kort slechts minder dan 40% gebruikt werd.

 

De toegang van de Congolese bevolking tot stroom bedraagt ongeveer 10%, vergeleken met een gemiddelde van 35% voor het continent. Op het platteland overschrijdt dit percentage amper 1 tot 2%.

 

Vreemd genoeg zal de vernieuwing van INGA deze toestand slechts gedeeltelijk verhelpen, gezien de elektriciteit die geproduceerd zal worden voornamelijk zal bestemd zijn voor de ontwikkeling van grote steden, voor industriële site en voor de mijnen van het land en elders op het Continent. De bevoorrading van het overgrote deel van het grondgebied zal economisch enkel door breed gedecentraliseerde producties en benaderingen moeten verzorgd worden, hetgeen de ontwikkeling inhoudt van middelgrote, kleine en micro-hydraulische, zonne-, windcentrales of door het gebruik van lokale biomassa.

In tegenstelling tot wat er meestal gebeurt met de meeste grote dammen, zal het stuwbekken voor de uiteindelijke inrichting van “Grand Inga haute chute” bijvoorbeeld zeer klein blijven: amper een vijftiental km lang voor een ingericht vermogen van 39.000 MW. Deze laatste komt overeen met twee maal het vermogen van de Drie klovendam in China. In tegenstelling tot deze laatste zullen verplaatsing van bewoners en de milieuschade zeer beperkt blijven.

In de mate dat een economische ontwikkeling zal mogelijk worden die minder afhankelijk zal zijn van fossiele brandstoffen en het verbruik van houtskool zal verminderen in de grote stadscentra zoals Kinshasa, zal het project ook de ontbossing van Centraal Afrika remmen, en zo uiteindelijk een belangrijk positief bilan betekenen op ecologisch vlak.

 

 

 

De belangrijkste uitdagingen 

 

Indien het project op een verstandelijke en geleidelijke manier wordt uitgevoerd zal de Inga site in staat moeten zijn een grote hoeveelheid propere, hernieuwbare, en de goedkoopste energie ter wereld te produceren, de impact die dit uiteindelijk zal hebben op het niveau van de DRC en op de rest van Afrika zal sterk afhangen van de strategische opties en van het prijsbeleid die op lokaal, subregionaal, continentaal en sectorieel niveau zullen gehanteerd worden. Het zijn de prijsstrategiën die zullen bepalen waar uiteindelijk de beslissende vergelijkende voordelen van het beschikken over een propere overvloedige, hernieuwbare en zeer goedkope (het bedrag ex-fabirek wordt geschat in $ op 0,03 cent) energie zich zullen bevinden. Het is waarschijnlijk wenselijk dat een onpartijdige evaluatie wordt gemaakt, op basis van strategische vergelijkende studies tussen de belangen van Congo op middellang en lang termijn en deze van zijn potentiële buitenlandse partners.

 

Alhoewel INGA een enorme troef is, heeft het als nadeel zeer begeerd te zijn op internationaal niveau, zowel op het vlak van de landen die uitrustingen en diensten leveren als op het vlak van de potentiële klanten; die heeft Congo meerdere malen in een chronisch kwetsbare situatie gebracht en meerdere wijzigingen veroorzaakt in de aanpak. De keuzen zijn gedurende lange tijd weinig transparant gebleven en werden bemoeilijkt, door het ontbreken van geactualiseerde studies over de voor- en nadelen van de verschillende scenario’s die mogelijk waren op Continentaal vlak, namelijk het perspectief van de klimaatverwarming en de impact op de regionale integratie op Continentaal vlak. Ontbreken nog of moeten geactualiseerd worden zijn samenhangende strategische studies:

 

  • het prijsbeleid dat moet gehanteerd worden op sectorieel en regionaal vlak om de impact van INGA op het vlak van de ontwikkeling van Congo, van Centraal-, Zuid- en West-Afrika te maximaliseren
  • de voorwaarden van de koppelingen tussen de verschillende Afrikaanse netwerken en de vergelijkende rollen en voordelen van de andere grote hydro-elektrische projecten die overwogen worden op het continent; (cfr. Kaart 1 in bijlage)
  • de middelen om de mobilisering van de nodige financieringen te verzekeren alsook een rechtvaardige verdeling van de risico’s op internationaal vlak. Ter informatie de investeringskosten die nodig zijn voor de verwezenlijking van Grand Inga werd in een eerste instantie geraamd op ongeveer 12 miljard $ voor de eerste van de 7 voorziene etappes, m.a.w. INGA 3BC, en voor de onderlinge verbindingen met een vermogen van 4.800 MW. De totale kostprijs zal afhangen van de stroomtransmissielijnen die onontbeerlijk zullen zijn in functie van de strategische en georafische opties die in overweging genomen zullen worden.

 

 

De Afrikaanse partners die de meeste aandacht schenken aan de ontwikkeling van Inga maken deel uit van het Energetische pool van centraal Afrika (PEAC), zijnde Nigeria, Egypte en vooral Zuid-Afrika. Deze laatste, een land dat sterk afhangt van kolen, een vervuilende energie, lonkt reeds een vijftiental jaar naar het enorm hernieuwbaar energiepotentieel van Inga. Het land was namelijk, tijdens het eerste decennia van de XXIe eeuw het speerpunt van het project WESTCOR met de oprichting van een internationale “offshore”  firma beheerst door de consumptielanden van Zuidelijk Afrika waar Congo zeer minoritair was. De voorwaarden voor de ontplooiing van Inga 3 voorzien in dit kader zijn weinig realistisch en het feit dat de firma BHP Billiton van zijn belangrijk project van aluminiumsmelterij in Moanda heeft afgezien heeft geleid tot de ontbinding van dit Consortium.

 

 

De laatste ontwikkelingen 

 

 

In samenwerking tussen de DRC en Z.A. werd het project INGA 3, met de naam « INGA III basse chute » begin 2010 weer op gang gebracht op juridische, technische et strategische basis die heel veel verschillen van het WESTCOR project. Het betreft de eerste van zeven etappes die vandaag voorzien zijn voor de ontwikkeling van “Le grand INGA”. Dit brengt met zich mee dat de droge Bundivallei onder water zal gezet worden door de bouw van een grote dam aan de uitmonding van de rivier. In deze eerste fase van de “Grand Inga” zal men een vermogen van 4.800 MW kunnen produceren waarvan 2.300 door de DRC zal overgekocht worden om aan de groeiende noden van de grote stadscentra en de mijnindustrie te beantwoorden en 2.500 door Zuid-Afrika. De twee landen hebben hiervoor een specifiek verdrag ondertekend. Het Congolees parlement heeft dit verdrag onlangs geratificeerd. Het verdrag erkent het eigendom en de soevereniteit van de DRC op de INGA site en zijn leadership in het promotieproces, in de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van het project via een Nationaal agentschap voor de ontwikkeling en de promotie van INGA (Agence Nationale  de Développement et de Promotion d’Inga (ADEPI /RDC). De bevoegdheden van deze laatste gaan van de productie tot de verkoop van elektriciteit via de aanleg van transmissielijnen.

 

Reeds bij de oprichting ervan werd het nieuwe agentschap onder het directe gezag van de President van de Congolese Republiek geplaatst. Het is voorzien dat ADEPI een AT zal verkrijgen vanwege de Wereldbank.

In parallel met het agentschap werden in het kader van het verdrag opgericht:

  • een Gemeenschappelijke Ministeriële Commissie;
  • een Gemeenschappelijke Permanente Technische Commissie.

 

 

Wat de verdere ontwikkelingen van het project “Grand Inga” betreft zal men voorrang geven aan het invullen van de behoeften van de DRC terwijl Zuid-Afrika zich een recht van voorkoop voorbehoud op minstens 20% van het nieuw vermogen dat zal ontstaan tijdens de volgende fasen. De DRC zal daarenboven slechts later meer voordelige tarieven mogen aanbieden aan buitenlandse klanten dan diegene die aan Zuid-Afrika zijn toegekend.

 

Ten gevolge van een « oproep tot het tonen van belangstelling », werden drie internationale consortia voorgedragen om de werken te verwezenlijken. Een Europees consortium (Spaans), een Koreaans consortium in samenwerking met de Canadese firma SNC Lavalin en een Chinees consortium onder het beleid van de firma die reeds het Drie kloven dam heeft verwezenlijkt. De uiteindelijke keuze van de opdrachtnemer moet nog gebeuren. De verantwoordelijke van het Agentschap voor de ontwikkeling en de promotie van Grand Inga heeft in maart de terugtrekking van het overwegend Koreaans consortium aangekondigd. Dus blijven er slechts twee groeperingen over, waarvan deze die bestuurd worden door de Chinese firma’s Three Gorges Corporation (CTGC) en Sanhydro en het Spaans consortium.

Het begin van de werken wordt voorzien in 2017, maar deze streefdatum zal waarschijnlijk moeilijk haalbaar zijn

 

Vooruitzichten voor de Belgische en Europese ondernemingen 

 

 

Na, in de jaren 70 en 80, betrokken geweest te zijn bij de problematiek van Inga I en Inga II, heeft Europa en België in het bijzonder zich slechts op marginale wijze geïnteresseerd aan de vernieuwing van Inga gedurende bijna 30 jaar. De bevoorradingsproblemen uit Rusland via Oekraine zijn nodig geweest om Europa te doen inzien hoe kwetsbaar haar bevoorrading wel was. Dit heeft namelijk geleid tot het uitwerken van een energetisch partnership met het Afrikaanse continent. Het partneship beoogt de veiligheid en de diversificatie van de Europese bevoorradingen alsook de integratie van de energetische factor in de politiek van ontwikkelingssamenwerking en van de strijd tegen de klimaatverwarming.

 

Vanuit dit standpunt, zou het logisch en wenselijk zijn dat de energetische sector en namelijk de uitdagingen van Inga voortaan een juiste plaats krijgen in de van de Nationale en Regionale Indicatieve Programmas van de XIe EOF (Europees Ontwikkelingsfonds ), en beschouwd worden als doorslaggevende elementen voor het succes van de regionale integratie en de economische diversificatie voorzien in het kader van de Partnerschapsovereenkomst van Centraal Afrika (APE) waarvan de DRC deel uitmaakt.

 

Indien de Belgische, Luxemburgse en Europese ondernemingen het risico niet willen lopen gemarginaliseerd te worden in het kader van omvang van Grand Inga, waarvan de verwezenlijking zich zal spreiden over meerdere decennia en de economische geografie en dynamiek van Afrika drastich zal wijzigen, hebben zij er baat bij bondgenootschappen te vormen en zich te groeperen in consortia van aanvullende ondernemingen van diverse omvang. Om op Europees niveau echt competitief te zijn moet men inderdaad nieuwe vormen van PPP’s (Public Private Partnership) kunnen oprichten en gamma’s van verscheidene producten en diensten kunnen aanbieden zoals de opleiding, de definitie van normen en mechanismes voor veiligheidskeuring of de verdeling van de risico’s om beter te kunnen weerstaan aan een steeds scherpere concurrentie van de nieuwe partners zoals China, Indië, Korea of Brasilië.

 

België en Luxemburg zouden zich in de eerste plaats betrokken moeten voelen door het Grand Inga project en zijn toekomstige ontwikkelingen op het vlak van de havens, de corridors en de bestaande of in te richten economische zones.

Buiten zijn actieve rol bij de oprichting van de Inga I en Inga II centrales was België betrokken bij de technische studies met betrekking tot een diep water haven in Banana in de inham van de Congo via de firma Tractionel (huidig Electrabel). Deze laatste was helemaal onontbeerlijk voor Inga II, maar werd nooit verwezenlijkt, ten gevolge van de schuld van de jaren 80 die de financiering ervan onmogelijk maakte.

Vandaag, samen met Luxemburg, zou België zich op Europees vlak moeten profileren als de kampioen van het samenwerkingsbeleid met het oog op:

 

 

  • De inrichting van Grand Inga en zijn bijkomstigheden, namelijk de diep waterhaven van Banana en de te ontwikkelen economische corridors vanuit Kinshasa/Brazzaville-Pointe Noire en Luanda te voegen bij de emblematische projecten van het Euro-Afrikaans partneship, post COP21; 

 

    • nieuwe PPP’s oprichten aangepast aan de ontwikkeling en de financiering van ongebruikelijk grote projecten van lange duur zoals deze, inbegrepen een diep waterhaven In Banana en aan de te ontwikkelen economische corridors vanuit Banana naar Kinshasa of tussen Luanda en Pointe noire via Soyo en Banana;

 

  • de deelname van Europese ondernemingen aan dergelijke projecten en programmas vergemakkelijken, in partneship met de lokale ondernemingen met een bijzondere aandacht voor de regionale integratie in Afrika, waarvoor Congo, gezien zijn geografische ligging en de onvergelijkbare troef die Inga belichaamt, een van de voornaamste draaischijven zou kunnen worden (zie kadertje) 

 

 

 

Conclusie. 

 

 

Voor Europa, betekent dit een unieke oportuniteit om opnieuw een belangrijke en actieve partner te worden in een van de meest belovende projecten voor de ontwikkeling van de DRC, de integratie van Centraal Afrika en de toekost van het Afrikaanse Continent. Men moet ook nieuwe interesse scheppen bij de Belgische, Luxemburgse en Europese ondernemingen, de universiteiten en de studieburelen voor een veelbelovende ontwikkeling van lange duur waarvan de ontwikkelingen ten minste over een kwart eeuw zullen gespreid worden. Deze laatsten zullen tientallen miljard Euro mobiliseren, de ontwikkeling vergen van nieuwe innovatieve partneships publiek/privé en zullen menige sectoren en sub-sectoren betrekken. Gezien de belangrijke uitdagingen kan men voorspellen dat de vernieuwing van Inga opnieuw relatief snelle internationale ontwikkelingen zal kennen en het zou spijtig zijn niet vooruitziend te zijn.

.

FRIX

Economist

Raadgever CBL-ACP

Directeur Général Honoraire Affaires Etrangères et Coopération Belge au Développement

Ancien directeur du CDI/CDE.